Vertalingen zich voordoen NL>FR
zich voordoen (ww.) | advenir (ww.) ; annoncer (ww.) ; approcher (ww.) ; arriver (ww.) ; se passer (ww.) ; se présenter (ww.) |
zich voordoen | émergent ; surgir ; y avoir |
Bronnen: interglot; Wikipedia; ICT-Woordenboek
Voorbeeldzinnen met `zich voordoen`

Voorbeeldzinnen laden....
Synoniemen
NL: gebeurenNL: in aantocht zijnNL: plaats hebbenNL: voorkomenNL: zich aandienenNL: zich afspelen